Bij vele mensen is er bij de aankoop van een mountainbike alleen maar verschil in het merk, afmontage en hoogte. De hoogte is snel bepaald, het merk wordt aangeraden of was al een voorkeur en de afmontage wordt vergeleken met andere modellen.
De ene rijder wil overeind zitten met een goed uitzicht en de andere rijder wil sportief zitten zodat alleen maar het spoor goed te bekijken is.
Toch zit men op de ene MTB lekkerder dan op een andere MTB. En vaak moet je aan een fiets wennen voordat deze lekker rijdt. Soms wordt wel eens gezegd dat een wedstrijdmtb niet lekker moet rijden als je er rustig mee rijdt.
Deze verschillen hebben te maken met de framegeometrie en daar gaat het volgende verhaal over.
Frame en voorvork
Het frame en voorvork hebben een aantal afmetingen en hoeken die het rijgedrag en de zit bepalen.
De belangrijkste hoeken zijn de zitbuishoek en de balhoofdshoek. En de belangrijkste afmetingen zijn de bovenbuislengte, de zitbuislengte, de liggende achtervorklengte, de wielbasis en de vorksprong.
De balhoofdshoek, de vorksprong en de ashoogte (die door de wielen en banden wordt bepaald) bepalen misschien wel het belangrijkste kenmerk van een fiets; de naloop.
Invloed op het rijgedrag
Lengte bovenbuis
Deze lengte moet altijd horizontaal worden gemeten vanaf midden bovenkant zitbuis tot aan midden balhoofdsbuis.
Deze lengte bepaald onder andere de gewichtsverdeling op de twee wielen wat weer erg belangrijk is voor de grip in de bochten. Bij een wedstrijdmtb wordt beweerd dat 55% van het gewicht op het achterwiel moet rusten. Zit er te veel gewicht op het achterwiel dan zal het voorwiel in een bocht makkelijk onderuit gaan. Dit kenmerk, dat onderstuur heet, is voor de gewone tourder niet erg maar voor iemand die hard door een bocht wil erg ongewenst. Ook het omgekeerde komt voor; overstuur. Het achterwiel wil door te weinig druk gaan glijden.
Ook zorgt de bovenbuislengte voor het comfort. Hoe langer deze is deste meer het frame kan buigen en dus hoe meer comfort de rijder heeft.
Lengte liggende achtervork (wedstrijd
Deze maat zorgt ook voor de gewichtverdeling en voor meer of minder comfort. Bij een korte achtervork komt er meer gewicht op het achterwiel. Bij klimmen geeft dit meer grip maar de kans dat het voorwiel de lucht in gaat is aanwezig. Door dat er meer gewicht op het achterwiel staat komen klappen harder door wat het comfort minder maakt.
Wielbasis (1030...1080mm)
De wielbasis zorgt voor comfort en bepaald met een aantal andere zaken of een fiets snel een bocht om wil.
Het comfort om dezelfde rede als bij de bovenbuis. En het bochtkarakter is makkelijk te snappen als je aan een passer denkt. Met de benen wijdt duurt een rotatie veel langer dan wanneer de benen bij elkaar staan. Dit zelfde geldt voor een fiets. Met een lange wielbasis duurt het net wat langer om een bocht te nemen dan wanneer deze kort is. Een fiets met een langere wielbasis is daardoor stabiler, wat betekend dat deze beter 'loopt' in mulzand en op snelle afdalingen.
Zitbuishoek
Deze hoek is ook een factor voor de gewichtsverdeling. Een kleine hoek (zitbuis achterover) zorgt ervoor dat er meer gewicht op het achterwiel komt. En het maakt een fiets korter. Een stijlere zitbuis zorgt voor een langere wielbasis en voor meer gewicht op het voorwiel.
Deze hoek beïnvloed ook de hoek tussen dijen en romp die op hun beurt weer de effectiviteit van de spieren beïnvloed.
Balhoofdshoek
Een stijle balhoofdshoek zorgt voor een korter frame dan wanneer deze hoek niet zo stijl is. Deze hoek bepaald onder andere daardoor ook de snelheid van reactie op een stuuruitslag. Bij evenveel stuuruitslag zal een stijlere hoek voor een snellere responsie zorgen.
Waarom val je niet om?
Als je een fiets in stilstand wil laten staan dan probeer je de fiets zo goed mogelijk in evenwicht neer te zetten en dan duurt het misschien wel 1 seconde voordat de fiets omvalt. Ga je er dan ook nog op zitten dan kun je door je eigen gewicht te verplaatsen dit wel 2 seconden volhouden.
Maar waarom val je niet om als je fietst? Dit heeft alles te maken met het gyroscopisch effect van een ronddraaiend iets. Pak maar eens een los wiel en leg die met één kant van de as op je vinger, laat het wiel los en het valt. Dit is natuurlijk heel gewoon want het zwaartepunt van het wiel ligt buiten je vinger en moet dus vallen. Maar door er nu een zwengel aan te geven kun je het wiel tot een bepaalde snelheid gemakkelijk op je vinger laten rusten.
Een andere proef is door links en rechts de uitstekende as vast te pakken, een zwengel aan het wiel te (laten) geven en dan snel de as bewegen. Je merkt nu grote krachten die het draaiende wiel in hun baan willen houden. En hoe sneller dat het wiel draait hoe meer kracht dit kost.
Dit is ook de rede dat wanneer je langzaam fietst een slingering snel is gemaakt. Met losse handen langzaam fietsen gaat dan ook niet!
Waarom slaat je stuur niet om?
Gewichtsverdeling zorgt voor balans en controle
Door wind verder voorover kunnen hangen
Een wedstrijdmtb moet rustig niet lekker fietsen
Hoe sneller je fietst hoe minder snel je valt door de gyroscopische krachten